Bedrijven die werknemers meer invloed geven en openstaan voor ideeën van werknemers presteren beter. Binnen de bouw kan er op het gebied van sociale innovatie nog wel een tandje bij.
Het Economisch Instituut voor de Bouw (EIB) inventariseerde voor de tweede keer de stand van zaken rondom sociale innovatie in de bouw: de mate waarin werknemers de mogelijkheid wordt gegeven om mee te praten, mee te denken en mee te beslissen in hun bedrijf. In 2017 gaven werknemers een 5,5 en werkgevers een 5,9 voor het beleid op sociale innovatie. ‘Er valt dus nog een wereld te winnen,’ concludeerde FNV Bouw destijds.
De resultaten over 2018 zijn nagenoeg gelijk. Van tien instrumenten voor sociale innovatie scoorden deeltijdwerk, het indelen van de eigen werktijden en invloed op eigen werkzaamheden iets beter; de mogelijkheden voor scholing, loopbaanontwikkeling en vitaliteitsbeleid iets minder. De mogelijkheden voor sociale innovatie verschillen sterk voor grote en kleine bedrijven.
Set maatregelen
Volgens professor Steven Dhondt van TNO gaat sociale innovatie nadrukkelijk om een set van maatregelen. Dhondt: ‘Het is een totaalpakket van teamgerichte systemen, stijl van leidinggeven en leersystemen. Alles samen is erop gericht om medewerkers een grotere rol te geven wat er in een bedrijf gebeurt.’ Sociale innovatie staat al een flinke tijd op de agenda. Toch is sociale innovatie in slechts tien tot twintig procent van alle bedrijven praktijk. In veel bedrijven bepaalt de baas nog altijd. Dhondt: ‘In andere gevallen verzandt sociale innovatie, omdat er bijvoorbeeld een nieuwe manager binnenkomt die zich wil laten gelden of omdat er niets met ideeën van werknemers wordt gedaan. De grootste uitdaging is om vernieuwingen in de praktijk duurzaam te maken.’Betere prestaties
Want het levert het bedrijven wel degelijk iets op, zegt Dhondt. ‘Sociale innovatie leidt tot meer betrokken medewerkers en meer productiviteit. Het onderzoek van het EIB laat ook zien dat er op sociale innovatie een business case te maken valt: koplopers presteren beter.’De stijl van leidinggevenden is volgens hem belangrijk. Dhondt: ‘Een leidinggevende moet in overleg gaan met het team; openstaan voor oplossingen en vernieuwingen vanuit medewerkers en daarin ondersteunen. Dat vraagt een andere, coachende houding.’ De samenwerking met zzp’ers maakt sociale vernieuwing in de bouw lastiger, meent hij. ‘De bouw is een enorme duiventil met onderaannemers en veel zzp’ers. Die hebben geen directe betrokkenheid bij het bedrijf. Het is belangrijk om via scholing en mogelijkheden voor loopbaanontwikkeling en vitaliteit te investeren in de eigen medewerkers.’
Ook communicatie is cruciaal, maar het gaat vooral om de manier waarop communicatie plaatsvindt, nuanceert Dhondt. ‘Je kunt heel hiërarchisch communiceren. Het gaat erom dat er zelfsturing is in teams, leidinggevenden dit coachend ondersteunen en er leer- en ontwikkeltrajecten zijn. En er leiden meerdere wegen naar Rome: je kunt sociale innovatie op verschillende manieren insteken. Maar het is wel een samenhangend pakket aan maatregelen. Je kunt niet selectief shoppen. Het vraagt een visie en commitment van het management, geloof, geduld en transparantie’, aldus de hoogleraar.
Tien instrumenten voor de bouw
Het Economisch Instituut voor de Bouw beschrijft sociale innovatie in de bouw via tien instrumenten:1. Deeltijdwerk
De mogelijkheden om in deeltijd te werken verschilt per bedrijf. In grote bedrijven en onder UTA-personeel (Uitvoerend, Technisch, Administratief) is dit makkelijker dan in kleine bedrijven en onder bouwplaatspersoneel.2. Werktijden indelen
Het zelfstandig indelen van werktijden gebeurt nog niet veel. Kleine bedrijven bieden het minst flexibiliteit, terwijl organisaties met veel werknemers vaker koploper zijn. Ook hier geldt dat UTA-personeel meer mogelijkheden heeft dan bouwplaatspersoneel.3. Invloed op eigen werkzaamheden
Werkgevers vinden dat werknemers veel invloed hebben op de eigen werkzaamheden: zij kunnen zelf beslissen hoe het werk uit te voeren, de volgorde van werkzaamheden en het werktempo bepalen, problemen oplossen en werkzaamheden binnen teams afwisselen. Ook werknemers ervaren veel invloed op de eigen werkzaamheden.4. Prestatiebeloning
Werknemers in de bouw worden weinig beoordeeld naar hun prestaties. Ook worden er weinig concrete doelen opgesteld. Koplopers in sociale innovatie gebruiken dit instrument vaker; onder andere via collectieve regelingen als een winstuitkering.5. Samenwerking
Dit instrument gaat over de samenwerking tussen leidinggevenden en uitvoerend personeel. Werknemers ervaren minder samenwerking dan werkgevers. De grootte van bedrijven lijkt niet veel effect te hebben op de mate van samenwerking.6. Decentrale besluitvorming
Bij decentrale besluitvorming is iedereen betrokken bij het nemen van beslissingen. Voordelen: meer gemotiveerde werknemers en een betere sfeer op de werkvloer. Werknemers scoren op dit punt lager dan werkgevers.7. Invloed technologische innovatie
Invloed op technologische innovatie gaat over het nemen van initiatief en betrokkenheid bij besluitvorming rond nieuwe technieken. Dit ligt veelal op het bord van leidinggevenden, maar werknemers willen graag betrokken worden. Voordelen zijn: grotere motivatie, kennis vanuit de werkvloer en meer verantwoordelijkheidsgevoel bij werknemers.8. Cursus, opleiding en training
De bouw biedt veel mogelijkheden voor cursussen, opleidingen en trainingen, vinden werkgevers en werknemers. Dit draagt bij aan bredere en langere inzetbaarheid van werknemers, beter werk en meer gemotiveerde werknemers. Eigen werknemers hebben veel meer opleidingsmogelijkheden dan mensen in de flexibele schil.9. Loopbaanontwikkeling
Loopbaanontwikkeling gaat over de kans om door te groeien in de organisatie. Doorgroeien naar een hogere functie is volgens werknemers het meest gangbaar.10. Vitaliteit
Vitaliteit gaat over gezondheid en belastbaarheid van werknemers. Werkgevers doen nog relatief weinig om de vitaliteit van hun werknemers te bevorderen.LEES OOK: Podcast: sociale innovatie